De dichter zit in <strong>Koffiedik zingen</strong> de tijd op zijn huid. Hij jankt schmiert schreeuwt en zeikt uit wanhoop en pure frustratie omdat hij het ook... » 

De dichter zit in Koffiedik zingen de tijd op zijn huid. Hij jankt schmiert schreeuwt en zeikt uit wanhoop en pure frustratie omdat hij het ook allemaal niet weet. Hij heeft hooguit het besef dat het altijd overal zo geweest is daarom ziet hij parallellen met de doeners die zijn lijf bestieren of hoe Nero christenen en leeuwen samen op de affiches plaatste voor de spelen in het Colosseum. «